Orgaandonaties

Uit: Nr. 273, mei/jun 2021

Op de tafel ligt een folder. Het heeft de aandacht van mijn zoon. Wil jij na je overlijden iemand helpen met jouw organen?… Natuurlijk wil hij dat wel. Hij is dan toch al dood, zegt hij. Maar is dat zo?

Ik weet nog goed dat ik tijdens mijn middelbareschooltijd altijd een ketting droeg met daarin mijn donorcodicil. Ik wilde mensen helpen! Mocht er iets met mij gebeuren, dan mochten ze alles van mij dat bruikbaar was wel hergebruiken. Recyclen is prima toch? Inmiddels zijn we bijna een halve eeuw verder en zie ik dat het allemaal niet zo simpel ligt. Want zijn we alleen maar een lichaam? Of zijn we meer dan dat?

Sinds 1 januari 2020 is de wet op orgaandonatie zodanig gewijzigd, dat iedereen in principe donor is, tenzij je iets anders aangeeft.

 

 

Organen sta je namelijk niet na je dood af, maar tijdens je leven. Ook wanneer je hersendood wordt verklaard, leef je nog. Eigenlijk bestaat ‘hersendood’ niet. Het betekent alleen dat de beschikbare apparatuur geen hersenactiviteit kan meten. Dat houdt echter niet altijd in dat er ook geen activiteit meer is. Nadat je ‘echt’ bent overleden zijn je organen in het algemeen niet meer bruikbaar. Daarom moet de uitname plaatsvinden als het lichaam nog ‘levend’ is. De vraag of je organen wilt afstaan na je overlijden, klopt dus in feite niet en het is dus iets gecompliceerder dan deze simpele vraag doet vermoeden.

 

In de aanloop naar deze wetswijziging, maakte Frans Bromet in 2019 de documentaire ‘Leve de organen’. Hij geeft daarmee een blik in de wereld van orgaandonatie en de ethische dilemma’s die erbij komen kijken. Wat betekent het eigenlijk als je je als donor registreert?

In de documentaire komen meerdere mensen aan het woord, waardoor alle facetten worden belicht en komen nabestaanden aan het woord van mensen waarvan de organen zijn gebruikt. Zij zijn blij dat er daardoor levens van andere mensen zijn gered. Anderzijds zijn er verhalen van mensen die de uitname van organen bij hun dierbaren hebben meegemaakt en dat een afschuwelijke ervaring vonden. En dan zijn er de mensen die al hersendood waren verklaard, maar die daarna toch weer uit hun coma zijn ontwaakt en nu een goed leven hebben. Als hun familieleden niet hadden ingegrepen, zouden deze mensen er nu niet meer zijn geweest.

Maar hoe kan ik nu een goede keus maken?

Omdat ik zelf denk dat we wel meer zijn dan alleen een lichaam, ben ik op zoek gegaan naar meer informatie. In het boek Christina, het visioen over het goede van Bernadette von Dreien is een hoofdstuk opgenomen over orgaandonaties. Daarin staan verschillende aspecten vermeld, waarmee je rekening kunt houden bij je afweging om wel of geen donor te willen zijn. Ik vond haar benadering waardevol, maar ik ben me er van bewust dat de informatie waarschijnlijk alleen nuttig is voor diegenen die geloven dat we naast een fysiek lichaam ook een energetisch lichaam hebben. En dat we bovendien als ziel de mogelijkheid hebben te reïncarneren.

Hieronder volgt mijn interpretatie van de vermelde aspecten in het boek:

1. In ons celgeheugen ligt alles opgeslagen dat bepaalt wie we zijn: ons karakter, onze gedragingen en al onze ervaringen en belevenissen. En niet alleen die van onszelf, maar ook die we hebben overgenomen van onze ouders en voorouders. Omdat onze fysieke organen uit cellen bestaan, ligt deze informatie dus ook in onze organen opgeslagen.

Een duidelijk voorbeeld hiervan is het hart. Het is bekend dat bij een harttransplantatie de ontvanger van het donorhart ineens van karakter kan veranderen en andere gewoontes en interesses krijgt.

2. Wanneer is iemand dood? Als er geen hersenfuncties meer worden waargenomen, wordt een persoon hersendood verklaard. Dit lijkt op een soort coma. Maar hersendood bestaat eigenlijk niet. En – zoals eerder beschreven – de organen worden verwijderd uit het nog levende lichaam. In het algemeen bevindt de ziel zich dan nog in het lichaam. Pas nadat de organen zijn verwijderd, is het lichaam niet meer levensvatbaar. Dan vertrekt ook de ziel uit het lichaam.

3. Zolang de ziel in het lichaam is, past het energetische lichaam zich aan het fysieke lichaam aan. Wanneer het fysieke lichaam nog in leven is, kan het energetische lichaam zich herstellen. Dus stel: je amandelen worden verwijderd, dan kan dat ‘gat’ wat daardoor in het energetische lichaam ontstaat, helen als je in leven blijft. Maar als je daarna direct overlijdt, dan blijft je energetische lichaam dus incompleet. Dit kan van invloed zijn bij een volgende incarnatie.

4. Het laatste aspect gaat over het vervolg voor de (overleden) donor. Wanneer ons leven op aarde eindigt, is het de bedoeling dat we dat afsluiten door ons fysieke lichaam los te laten. Wanneer delen van dit fysieke lichaam echter nog voortleven (in een ander lichaam), dan kan het bewustzijn niet volledig afscheid nemen. Hierdoor blijft de ziel verbonden aan de aarde en kan pas echt overgaan wanneer zijn getransplanteerde orgaan niet meer functioneert.

Opgemerkt wordt nog dat er wel een verschil is tussen bijvoorbeeld hoornvliestransplantaties en bloedtransfusies enerzijds en het transplanteren van veel meer complexe organen zoals hart, longen, nieren en lever anderzijds. De eerste categorie heeft aanzienlijk minder impact.

Tot slot: ieder mens heeft een vrije wil en is dus zelf verantwoordelijk voor de beslissing om wel of niet organen af te staan. Voelt het voor jou goed om je organen af te staan als de situatie zich mocht aandienen, dan hoef je niets te doen. Je bent al geregistreerd daarvoor. Maar twijfel je nog, of wil je het zeker niet, dan is actie noodzakelijk.

Ga dan naar www.donorregistratie.nl.

Kitty Hartkamp

www.methartenhoofd.nl