BSM-de JongTherapie
Uit: Nr. 250, jul/aug 2017
Wat is dat eigenlijk, BSM-de Jong Therapie?
De BSM-de Jong Therapie is ontwikkeld door mevrouw J.J.E. de Jong-Koutstaal. De afkorting staat voor Brain Stimulating Method, hersenstimulatiemethode, waarbij middels (bewegings)oefeningen het zenuwstelsel wordt gestimuleerd.
Mevrouw De Jong woont in Zeeland en heeft daar 40 jaar ervaring met het helpen van kinderen en hun ouders.
Eén van haar eigen kinderen, een zoon, ging studeren bij de TU in Delft. Hij bleek dyslectisch te zijn en dat was 40 jaar geleden een nieuw fenomeen. Zij wilde haar zoon graag helpen en kwam in contact met de psychologe dr. Kuipers uit Den Haag, die juist haar proefschrift hierover had geschreven. Eén van de opmerkelijke conclusies uit haar onderzoek was dat dyslexie ook bij begaafde kinderen voorkwam. Dit was nieuw in 1976!
Dr. Kuipers adviseerde mevrouw De Jong om motorische oefeningen met hem te gaan doen. En dat hielp. Sindsdien heeft mevrouw de Jong zich erin verdiept welke invloed bewegingen hebben op het zenuwstelsel.
Als remedial teacher ging zij kinderen behandelen met leerproblemen. Daarbij experimenteerde zij aanvankelijk met symmetrische en fijnmotorische bewegingsoefeningen. Deze oefeningen hadden een gunstige uitwerking op leer-, gedrags- en ontwikkelingsproblemen. Omdat steeds meer ouders haar hulp inriepen is zij destijds op zoek gegaan naar het antwoord op de vragen die haar bezig hielden:
• Wat is de lichamelijke oorzaak van een leer- en/of gedragsprobleem?
• Welke lichamelijke functies zijn betrokken bij het bevorderen van cognitieve vaardigheden en hoe kunnen deze door bewegen worden gestimuleerd?
Mevrouw de Jong is gaan studeren totdat zij het verband tussen enerzijds bewegen / aanraken en anderzijds leren / studeren had gevonden, zodat zij de oorzaak kon opsporen van lichamelijke disfuncties die leiden tot leer- en gedragsproblemen.
Met het antwoord op haar vragen heeft ze de Brain Stimulating Method De Jong ontwikkeld en daarmee al honderden kinderen geholpen.
Om er zeker van te zijn dat de methode beschermd blijft, heeft ze er haar naam aan verbonden. Het Instituut I.B.S.M. geeft opleidingen, zodat ze de door haar vergaarde kennis kan doorgeven aan een nieuwe generatie therapeuten.
Communicatie hersenen en zenuwcellen
De kern van de BSM-de Jong Therapie bestaat uit het stimuleren van de bij de stoornis betrokken hersengebieden. Vanuit de hersenen worden signalen naar alle cellen in ons lichaam gestuurd. Zowel de spieren, de darmen, de zintuigen als de organen worden aangestuurd door zenuwen. De bron van het functioneren ligt in de hersenen en in de communicatie van de ene zenuwcel (neuron) naar de andere zenuwcel.
Bijvoorbeeld: U hoort een harde klap. De signalen van wat u hoort, worden verwerkt in de hersenen en er gaat een signaal naar de nekspieren. Uw hoofd draait zich in de richting van de klap. Door de beweging van het hoofd wordt het evenwichtsorgaan actief. Vanuit het evenwichtsorgaan worden de oogspieren aangestuurd, zodat u kunt kijken naar wat de harde klap veroorzaakt heeft. Deze reactie is van levensbelang, bijvoorbeeld in het verkeer.
Maatwerk
Door de oefeningen van BSM-de Jong methode worden de zenuwcellen geactiveerd of juist geremd en wordt het lichaam van het kind sterker. Daardoor is het kind beter in staat te functioneren in de huidige maatschappij. De stimulering die nodig is, is bij ieder individu anders en daarom maakt de BSM-de Jong therapeut een op het kind toegespitst programma.
Aanpak
Ik start altijd met het afnemen van een uitgebreide anamnese. Dat is een gesprek tussen ouders en therapeut. Met de juiste vragen kom ik er zo achter welk deel van het zenuwstelsel extra gestimuleerd of juist tot rust gebracht moet worden.
Ik stel een oefenschema samen. Door dagelijks dezelfde oefeningen (onder begeleiding) van een ouder langzaam uit te voeren, zal het zenuwstelsel nieuwe banen aanleggen en die na een periode van oefenen goed kunnen gaan gebruiken. Hierdoor zal bijvoorbeeld het zwakke gebied goed worden geprikkeld, waardoor het kind weer beter kan functioneren en de problemen kunnen verdwijnen of verminderen.
Gemiddeld is een kind 1 jaar aan het oefenen, soms korter, soms wat langer, afhankelijk van de hoeveelheid problemen.
Ik geef verder advies over voeding, voedingssupplementen en tips over hoe kinderen de leerstof makkelijker kunnen opnemen. Het belang om het hele lichaam te ondersteunen is groot, zodat het kind van de problemen af kan komen en geen uitzonderingspositie meer heeft. Want een kind wil gewoon lekker mee kunnen doen!
Anita van den Berg,
BSM-de Jong therapeut in Apeldoorn
Voorbeeld: casus Ine
Om een indruk te geven van wat de therapie inhoudt, heb ik geprobeerd een casus kort toe te lichten. Om privacy redenen heb ik de namen geanonimiseerd.
Via de osteopaat kreeg ik de vraag of ik een meisje kon helpen dat gepest werd op school en heel angstig was. Hij had haar al een tijdje in behandeling, maar kon geen grip krijgen op haar duizeligheid en haar algehele toestand. Ine zat erg slecht in haar vel.
Tijdens het eerste consult viel me op dat Ine lijfelijk aanwezig was, maar er verder niet leek te zijn. Ze had een lege blik in haar ogen en het was moeilijk echt haar aandacht te vangen. Een soort depersonalisatie.
Uit de anamnese kwam als belangrijk punt naar voren dat Ine als baby het Kiss-syndroom had (een blokkade van de bovenste nekwervels als gevolg van problemen bij de bevalling; red.). Hierdoor ging ze als kind o.a. niet kruipen en kon ze met de zwemles niet duiken. Het was voor haar onmogelijk om haar nek in de goede positie te houden, wat bij deze handelingen van belang is. De link met het Kiss-syndroom wordt overigens meestal niet gelegd.
Nog steeds had Ine last van de barrière in haar nek waardoor de prikkels vanuit haar lijf niet goed in haar hoofd aankwamen. Deze prikkelverwerking was niet goed uitgerijpt, waardoor ze haar lijf niet goed kon inzetten om te kunnen aarden. Ze bevond zich voornamelijk in de denkwereld van haar hoofd, maar ook vaak daarbuiten. Ine was erg angstig voor paranormale verschijnselen om haar heen, die ze ook opving.
Haar oefenschema was erop gericht haar prikkelverwerking in haar lijf te versterken, waardoor ze weer in het ‘hier en nu’ kon komen.
Eenmaal begonnen met de oefeningen ging het eigenlijk meteen beter met Ine. Ze was een heel ander meisje toen ik haar twee weken later weer zag in de praktijk. Ook in haar omgeving viel dit meteen op. Ine had weer speelafspraakjes, was minder duizelig, was veel alerter en zat lekkerder in haar vel. Oma zei zelfs dat ze je de oren van het hoofd kletst! Heel fijn!
Toen moeder dit stukje over haar dochter las, voegde zij daaraan toe dat ze al beter voor zichzelf kan opkomen. En doordat ze zich zoveel beter in haar vel voelt zitten, zijn haar cijfers echt met sprongen vooruit gegaan.’