Verdoving met articaïne bij de tandarts
Uit: Nr. 247, jan/feb 2017
Verdovingsvloeistof van de tandarts onder vuur
Een terugkerend verschijnsel in de tandheelkundige praktijk was vroeger dat de patiënt, na het krijgen van een verdoving, naar de wachtkamer werd gestuurd om na een kwartier in de spreekkamer terug te komen. De verdoving had dan zijn werk kunnen doen en de patiënt voelde ook duidelijk dat in het kaakgebied het bewuste gedeelte waar behandeld zou moeten worden een verdoofde sensatie was gekomen.
In de huidige tijd, waarin efficiency een heel belangrijke plaats inneemt, is geen plaats meer voor een wachtperiode. Dat is de reden waarom in de tachtiger jaren van de vorige eeuw een nieuw verdovingsstofje beschikbaar kwam. Het werd aanvankelijk carticaïne genoemd, maar – om ietwat onduidelijke redenen – later in de naam articaïne veranderd. Een aantal merken bracht de articaïne in hun verdovingsvloeistof, wat uitstekend bleek te voldoen. Op dit moment zijn er 5 verschillende merknamen, waarvan twee er duidelijk uitspringen; dat zijn Ultracaïn en Septanest. Wachttijden komen met deze middelen haast niet meer voor en articaïne lijkt aan het gestelde doel te beantwoorden: een snelle verdoving. Momenteel hebben de twee merken een marktaandeel van 80%. Bijna alle kaakchirurgen gebruiken het en ook het aantal tandartsen dat deze verdoving gebruikt is stormenderhand toegenomen.
Wat opvalt is de bijsluiter. Die is bij de twee articaïne-houdende vloeistoffen toch wel wat uitgebreider dan bij de andere. Wanneer er verdenking is van articaïnebeschadiging is het tijdstip van toepassing erg belangrijk. Mensen vertellen dat ze na een injectie bij de tandarts nooit meer de oude zijn geworden. Wat deze kwestie helemaal ondoorzichtig maakt is het feit dat de huisarts die met dit probleem geconfronteerd wordt niet eens van de patiënt te horen krijgt dat men bij de tandarts is geweest. Het leggen van de relatie met een tandartsbezoek komt in het hoofd van de patiënt niet eens op.
Het klachtenpatroon kan heel divers zijn:
- Pijn in het hoofd-kaakgebied komt veel voor: oor- en oogklachten in combinatie met aangezichtspijn.
- Paresthesie (= verstoorde gevoelssensatie; red.) van de tong, tintelingen in de benen, hartritmestoornissen.
- Ook het niet verdragen van eten blijkt vaak relevant.
- Chronische diarree komt nogal eens voor.
- Motorische stoornissen als moeilijk lopen zijn geen uitzondering.
- Bij cardiovasculaire aandoeningen (hart en vaten; red.) wordt deze verdoving afgeraden.
Huisartsen zitten bij zo’n complex ziektebeeld met de handen in het haar. Het aantonen van de oorzaak is lastig, waardoor dit fenomeen in de wetenschappelijke hoek als onbewezen wordt afgedaan. Met amalgaam en dode kiezen is dit eveneens het geval.
Als een mogelijke oorzaak staat in de bijsluiter een cholinesterase-deficiëntie, een tekort aan een enzym in de gal-leverstofwisseling. Dit enzym breekt de neurotransmitter acetylcholine af. Los van het feit of dit een oorzakelijke factor is, kan hiermee in de tandheelkundige praktijk geen rekening gehouden worden. Een bloedonderzoek zou dit moeten uitwijzen. Preventief dit onderzoek doen is geen haalbare kaart. De articaïne wordt in de tandheelkunde massaal gebruikt. Een andere verdovingsvloeistof nemen, is een gemakkelijke en betere oplossing: Xylocaïne, Citanest of Scandonest voldoen uitstekend.
Een andere oorzaak kan zijn dat articaïne geen benzeenring maar een thiofeenring heeft (…ring = een bepaalde verschijningsvorm van een verbinding; red.). Deze laatste beschadigt zenuwweefsel en de lever, en wordt op een andere manier afgebroken. Slechts 10% wordt geëlimineerd uit de lever.
De relatie tussen de klachten en de verdoving is moeilijk aan te tonen. Binnen de energetische geneeskunde (= gecombineerde natuurlijke geneeswijzen; red.) zijn mogelijkheden, maar die worden binnen de universitaire wereld maar mondjesmaat erkend. In 2010 heeft een rechtszaak tot gevolg gehad dat een tandarts veroordeeld werd voor het gebruik van articaïne. De tandarts had de bijwerking van de articaïne naar het rijk der fabelen verwezen en moest aan de patiënt € 8000 betalen. De klachten die de patiënt had gekregen stonden allemaal in de bijsluiter. De rechter besloot dat de tandarts een ander verdovingsmiddel had moeten gebruiken. De bijsluiter bestuderen is dus een manier om achter de kwalijke aspecten van deze verdoving te komen. De patiënt heeft gedurende 7 jaar ernstige klachten moeten doormaken. Na een sterke ontgifting binnen de complementaire geneeskunde is de man nu klachtenvrij. Daarna heeft de patiënt deze kwestie aangekaart bij het tv-programma Radar. Dit heeft ertoe geleid dat de publiciteit rondom de Ultracaïne en Septanest geweldig is toegenomen. Niettemin vrezen we dat vooral onder de kaakchirurgen de vloeistof nog steeds favoriet is.
Het zou verstandig zijn om bij uw tandarts een articaïnevrije verdoving te vragen. Als u na tandartsenbezoek klachten houdt die in de richting van een articaïnebelasting wijzen, kunt u dit melden bij de Nederlandse Vereniging tot bevordering van de Bio-energetische Tandheelkunde NVBT (info@NVBT.nl), maar ook een melding via uw tandarts bij het bijwerkingencentrum LAREB (info@lareb.nl) kan nuttig zijn. Hoe meer meldingen er komen, hoe eerder dit middel van de markt zal verdwijnen.
Fred Neelissen,
bio-energetisch tandarts
Contact: zie www.secondopiniontandarts.org