Weet wat je eet – biologisch of niet

Uit: Nr. 237, mei/jun 2015

Uit steeds meer onderzoeken blijkt dat biologisch voedsel niet alleen goed is voor natuur en milieu, maar ook zeker voor ons mensen.

Het blijkt dat biologisch voedsel niet alleen meer vitaminen en mineralen bevat, maar ook een hogere concentratie bioactieve stoffen. Deze worden in de plant gevormd onder invloed van stress. In de niet-biologische landbouw wordt juist voorkomen dat planten gestrest raken, want dat gaat ten koste van de productie; daarom spuit de boer de zogenaamde ‘gewasbeschermingsmiddelen’ en geeft voortdurend water om de groei erin te houden. Soms blijkt zelfs dat in sommige niet-biologisch geteelde producten bepaalde stoffen helemaal niet aanwezig zijn. Zo is bekend dat mineralen als selenium, zink, kobalt en enkele andere micro-nutriënten (sporenelementen) in veel bodems niet meer aanwezig zijn en dus ook niet door de plant opgenomen kunnen worden. Bedenk daarbij dat onze pancreas (alvleesklier) zonder zink zijn werk niet kan doen en dat juist dit orgaan belangrijker is dan we vaak denken, omdat het veel processen regelt. Andere voorbeelden zijn de schildklier – die zonder voldoende magnesium niet soepel meer kan werken – en de nieren, die naast kalium ook kobalt nodig hebben.
Een biologisch geteelde plant bevat juist meer bouwstoffen (mineralen), doordat deze langzamer mag groeien, dus niet opgejaagd wordt, minder water bevat en meer secundaire bioactieve stoffen. Het grootste deel van een plant is water, zo’n 70-90%. De rest bestaat uit organische verbindingen (koolhydraten, eiwitten, vetten, enzymen en andere bioactieve stoffen) en mineralen. Biologisch geteelde producten bevatten gemiddeld al gauw 10% minder water.

Verwarrende voorlichting

Vanuit het Voedingscentrum, de Consumentenbond en via de televisie worden we regelmatig op het verkeerde been gezet rond het thema biologisch of niet. Er wordt gesuggereerd dat het niet uitmaakt, omdat ook niet-biologische producten gezond zouden zijn. Door deze berichten blijft het grootste deel van de consumenten dus gewoon het goedkopere, niet-biologisch geteelde voedsel kopen. Het gevolg hiervan is dat financiële belangen (van de voedingsmiddelenindustrie) voorrang krijgen boven de gezondheid.

De bodem is de basis

Naast het hiervoor gestelde over de kwaliteit van het voedsel is uiteraard de kwaliteit van de bodem van groot belang. Door jarenlange bemesting met kunstmest en het gebruik van bestrijdingsmiddelen is de kwaliteit van de bodem hard achteruit gegaan. Deze bemesting is puur gericht op volume, en de bestrijding op een mooie buitenkant. Door de eenzijdige bemesting missen we vele mineralen, waarvan de plant trouwens maar weinig nodig heeft; deze noemen we micronutriënten. Verder maakt de plant ook nog stofjes aan die hem helpen om ziekten en plagen buiten de deur te houden, de zogenaamde bioactieve stoffen. Een bekende groep hiervan zijn de salvestrolen. Deze behoren tot de groep ‘fytoalexinen’, verbindingen van stoffen die een plant maakt om zich te beschermen tegen stressoren zoals bacteriën, schimmels, virussen en insecten. Salvestrolen komen alleen in relevante hoeveelheden voor in biologisch geteelde groenten, fruit en kruiden. Bestrijdingsmiddelen ontnemen de plant de noodzaak om salvestrolen aan te maken om zich mee te verdedigen.
Micronutriënten en bioactieve stoffen zijn essentieel voor de gezondheid van de plant en voor die van ons, zoals we hierboven al uitgelegd hebben. Volgens de FAO (de Wereldgezondheidsorganisatie van de VN) is de vitamine- en mineraleninhoud van landbouwgewassen in enkele decennia met 60-90% gedaald. Het is dus niet vreemd dat we ziek worden als we voeding eten die allang niet meer alles bevat wat we nodig hebben.

De bodem is meer dan alleen maar gronddeeltjes als zand en klei. Een gezonde bodem bevat miljarden goede bacteriën en andere nuttige organismen. Dit is te vergelijken met het bacterieleven in onze darmen. Wat het bodemleven nodig heeft is natuurlijke bemesting, omdat het daar zijn voeding uithaalt… zoals de boeren dat vroeger deden met oude stalmest; dit leverde een kwaliteit die ver uitstijgt boven die van de huidige drijfmest.

Geen kiloknallers

Uit onderzoek van o.a. de Amerikaanse professor Loren Cordain blijkt dat de kwaliteit van niet-biologisch gefokt vlees dramatisch slecht is in vergelijking met wild en ook met biologisch vlees. Het niet-biologisch gefokte vlees bevat meer – slecht – vet en minder eiwitten. Eiwitten zitten voornamelijk in spierweefsel en dat betekent dus dat het dier veel gelopen, gevlogen of gezwommen moet hebben. Maar ja, dat gaat wel ten koste van de groei en het duurt dus langer voordat het dier slachtrijp is. Het betekent wel dat dieren minder snel ziek worden en eventueel minder kans lopen met antibiotica behandeld te moeten worden. De overheid is met drastische maatregelen gekomen (voorjaar 2010) om het antibioticagebruik in de veehouderij en pluimveehouderij af te bouwen. Dat lukt echter alleen als we accepteren dat er geen kiloknallervlees meer aangeboden kan worden. Ook de boer wil graag een boterham verdienen.

Tot nu toe werden de plofkippen opgefokt in 42 dagen, zonder daglicht; dit is nu verlengd tot 49 dagen, mét daglicht. In de biologische opfok is dit 81 dagen en in de biologisch-dynamische opfok soms nog iets langer. Daarnaast hebben ze dan vrije uitloop in een grasweide. De plofkippen ogen mals, ze vormen namelijk een hoog vetgehalte. Ze krijgen veel koolhydraatrijk voedsel, bewegen nauwelijks en zetten daarom deze koolhydraten om in vet.

Je krijgt meer waar voor je geld

We zien dus dat – als het gaat om gezondheid, milieu en duurzaamheid – biologisch duidelijk beter scoort. Daarnaast blijkt dat over het algemeen de boer ook beter af is en ook weer meer plezier in het boeren krijgt.

Niet-biologisch geteelde groenten bevatten niet alleen sporen van bestrijdingsmiddelen, maar ook een hoger gehalte aan water en dus een lagere concentratie bouwstoffen. Vergelijk het maar met limonade die meer verdund wordt. Maar, zoals in het artikel al aangegeven: het is niet alleen verdund, maar verschillende stoffen zitten er gewoon niet meer in. Om die reden zie je ook dat topkoks in toenemende mate overstappen op biologische producten, namelijk omdat deze meer smaakstoffen bevatten en dus lekkerder zijn. En we weten dus nu dat lekkerder in dit geval ook betekent: gezonder. Als je rekent wat je krijgt voor je geld, ontdek je dat biologisch eigenlijk helemaal niet duur is.

Hieronder zien we een vergelijking van biologisch geteelde groenten ten opzichte van niet-biologische producten. De tabel geeft aan wat er in biologisch geteelde producten meer of minder zit t.o.v. niet-biologisch geteelde producten. In het ongunstigste geval zien we dat, in de bovenste 5 items, biologisch gelijk scoort aan het niet-biologische product, maar in de praktijk scoort het bijna altijd zo’n 20-40% hoger.

(Bron: www.fibl.org en Huber M, Adriaansen-Tennekes R, van de Vijver LPL, Rapport Louis Bolk Instituut, febr. 2006,www.Louisbolk.nl)

Ogenschijnlijk zijn bijvoorbeeld een niet-biologische tomaat of broccoli en hun biologische variant gelijk aan elkaar, maar o.a. de Duitse wetenschapper Frits Popp en zijn volgelingen hebben aangetoond dat dit alleen aan de buitenkant zo is. Ze ontdekten bij planten dat de cellen lichtdeeltjes uitzenden, die ze biofotonen noemden. Via deze biofotonen delen cellen informatie. Met behulp van speciale fototechnieken is men in staat hiervan opnames te maken. Met name door onderzoeken bij jonge kinderen is aangetoond dat biologische voeding een betere basis levert voor optimale groei, zonder tekorten en zonder een begin van allerlei chronische ziekten. Daarnaast komen er steeds meer onderzoeken waaruit blijkt dat al deze tekorten ook een negatieve invloed hebben op psychische processen, zoals depressies, maar ook ADHD, en dergelijke.

John Koezen

info@mensennatuur.net

Gepubliceerd in: DNUA 237 mei – juni 2015