Enzymtherapie deel 1

Enzymtherapie intracellulaire toepassingen Deel 1

Uit: Nr. 253, jan/feb 2018

In de jaren dertig van de negentiende eeuw werd het enzym amylase ontdekt. Rond 1900 ontdekte Eduard Buchner zymase, dat suiker kon omzetten in alcohol. Daarna gingen de ontdekkingen steeds sneller. Het aantal bekende enzymen dat in ons lichaam voorkomt, overschreed in 1983 de tienduizend.

Vaak worden vitaminen, mineralen en sporenelementen in een adem genoemd als noodzakelijke stoffen voor het behoud van een goede gezondheid. Ook enzymen horen in dat rijtje thuis; een bekende definitie is: enzymen zijn eiwitachtige stoffen die richting en snelheid geven aan de biochemische processen in het lichaam, zonder dat ze daarbij zelf veranderen. Enzymen bestaan uit twee gedeelten: een eiwitgedeelte, ofwel het apo-enzym, en een niet eiwitgedeelte, of co-enzym, dat bestaat uit vitaminen, mineralen of sporenelementen.

Een belangrijke eigenschap van enzymen is dat zij ervoor zorgen dat biochemische processen of reacties op lage of lichaamstemperatuur kunnen plaatsvinden en deze aanzienlijk kunnen versnellen. Een andere belangrijke eigenschap van een enzym is dat een bepaald enzym slechts één bepaalde doelgerichte of specifieke functie heeft. Dit is een beetje vergelijkbaar met een bepaalde sleutel die op een bepaald slot past. Er zijn extracellulair en intracellulair werkende enzymen. De enzymtherapie, zoals in dit artikel behandeld, richt zich niet op het ondersteunen van spijsverteringsenzymen maar op intracellulair werkende enzymen.

Pionier

Een pionier, die al voor de oorlog belangstelling voor enzymen en hun mogelijkheden voor de geneeskunde had, was biochemicus G.H. van Leeuwen (1909-1993). Voor de oorlog werkte hij bij de Bataafse Petroleum Maatschappij, een dochteronderneming van Shell. Na de oorlog specialiseerde hij zich in de ontwikkeling van enzymen voor geneeskundige doeleinden en richtte zijn eigen farmaceutische bedrijf op. Succesvol was het preparaat Vasolastine. Vanaf eind jaren veertig werd het veelvuldig succesvol toegepast bij mensen met ernstige tot zeer ernstige vaatvernauwingen, zoals bijvoorbeeld bij etalagebenen; veel mensen hebben het behoud van hun benen daaraan te danken. De enzympreparaten werden per injectie toegediend. Therapeutisch gezien gaf dat het beste resultaat maar in sommige gevallen kon het ook nuchter ingenomen worden. Na Vasolastine volgden nog vijf andere injectiepreparaten: Coliacron, Rheumajecta, Interacton, Enzybios en Occulucidon.

Vasolastine

Vasolastine heeft lang het beeld van de enzymtherapie bepaald. Een langslepende procedure in de jaren zestig en zeventig – met grote meningsverschillen tussen de fabrikant en het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen – leidde in 1980 tot een registratieweigering en een verbod op de verkrijgbaarheid van Vasolastine.

Tot ongenoegen van het college bracht de toenmalige secretaris van Volksgezondheid mevr. Veder-Smit uitkomst door het instellen van een Koninklijk Besluit, waardoor Vasolastine op de markt kon blijven, onder bepaalde voorwaarden. Er mocht geen bijsluiter met indicaties in de verpakking voorkomen en de registratieweigering moest worden vermeld. Er werd wel vermeld dat het bij K.B. 1980 was toegestaan. Omdat Vasolastine een receptplichtig injectiepreparaat bleef, was het voor artsen niet gemakkelijk voor te schrijven. De arts was afhankelijk van de informatie die hij of zij van de patiënt kreeg. Die informatie kon worden verkregen bij de Patiëntenvereniging Enzymtherapie die enkele jaren daarvoor in 1977 was opgericht door een groep patiënten die werden behandeld door artsen, werkzaam in het voormalige Biomedisch Centrum De Koningshof. Dit waren patiënten met diverse aandoeningen: vaatvernauwingen, reuma, multiple sclerose, etc. Zij waren bijzonder tevreden over de resultaten met de enzympreparaten. Toen er een verbod op Vasolastine dreigde, sloegen zij de handen ineen en besloten een vereniging op te richten met als motto: als Vasolastine verdwijnt dan verdwijnen wij ook!

Nadat o.a. door acties de beschikbaarheid van Vasolastine met een Koninklijk Besluit voorlopig werd veilig gesteld, bleven er genoeg problemen over, zoals met het voorschrijven door artsen en het vergoeden door het ziekenfonds. Na invoering van de AWBZ ging het wat gemakkelijker. De andere vijf injectiepreparaten waren ondergebracht onder de categorie voorlopig geregistreerde geneesmiddelen.

Verder verloop

De toekomst van de enzymtherapie was –  vanwege de registratieproblemen rond Vasolastine en negatieve beeldvorming – allerminst zeker. In 1994 gaf het ministerie aan dat de prioriteitstelling, vanwege veel tijd vragende wijzigingen in de regelgeving, naar achteren werd geschoven, en daarmee ook een totaal verbod op korte termijn. Ook de wijzigingen van de regelgeving in Europees verband zou de nodige tijd vergen. Zodoende konden de injectiepreparaten tot 2007 op de markt blijven. Daarna viel het doek voor alle injectiepreparaten… maar nog niet voor de enzymtherapie. De fabrikant had vooraf op deze ontwikkeling ingespeeld door dezelfde enzympreparaten met andere namen als voedingssupplementen in druppelvorm op de markt te brengen. Volgens wet- en regelgeving vallen de preparaten nu onder de Warenwet. Dit was voor de fabrikant het meest haalbare, zowel financieel als ook uit oogpunt van regelgeving.

Kennis

Voor en kort na de oorlog was er al de nodige kennis over intracellulair werkende enzymen. Daarna is de kennis over enzymen enorm toegenomen. De praktische toepassingen van intracellulaire enzymen echter blijft daarbij achter. Dat is op zich verwonderlijk want enzymen hebben een vaak cruciale sleutelrol bij een zeer groot aantal biochemische processen. Wellicht is het ontwikkelen van intracellulair werkende enzymen commercieel niet interessant genoeg – dit i.v.m. met het verkrijgen van patenten – maar wel voor het kleine farmaceutische bedrijf in Soest. Zij produceren nog steeds als voedingssupplement de zestal enzympreparaten die tot op de dag van vandaag uniek genoemd kunnen worden.

Deze preparaten kunnen afzonderlijk of in combinatie worden toegepast bij een groot aantal gezondheidsproblemen. Enkele preparaten kunnen systeempreparaten worden genoemd, preparaten met een breed werkingsgebied.

In de volgende editie van De Natuur Uw Arts volgt een opsomming van de zes preparaten, zonder naamsvermelding, met enkele voorbeelden van combinatiemogelijkheden. De bron van de biochemische gegevens is afkomstig uit het Compendium Enzymologicum 1975.

Bestuur Patiëntenvereniging Enzymtherapie

Jan-Willem Burgerhof, secretaris