De alvleesklier in de hoofdrol
Uit: Nr. 226, jul/aug 2013
Op dinsdag 16 april 2013 vond in Heerde onder grote belangstelling de lezing plaats die door de Stichting Natuurlijk Welzijn werd georganiseerd. De lezing werd gehouden door Bert Kloosterman, natuurgeneeskundige en hoofdredacteur van het tijdschrift De Natuur Uw Arts dat door de stichting wordt uitgegeven. Onderstaand zijn eigen verslag / samenvatting van de lezing.
De alvleesklier (pancreas) staat weliswaar in de hoofdrol, maar deze wordt vooral gekend en begrepen door de bijrollen. De lezing zal dan ook in vogelvlucht een reis door het lichaam zijn.
Jarenlang was er minder belangstelling voor de alvleesklier. Oorzaken daarvoor kunnen zijn:
- De ‘bijrol’-verschijnselen waren meer opvallend dan die van de alvleesklier zelf.
- De geneeskunde specialiseerde zich tot op de millimeter, waardoor het overzicht steeds minder werd.
- Medische onderzoeken werden technischer en de klinische diagnostiek – het met ogen en oren beoordelen van de patiënt en zijn klachten – nam af.
- De technische onderzoeken leveren minder informatie dan gewenst en daardoor volgen conclusies als: ‘we kunnen niets vinden’, ‘het is psychisch’, ‘u moet ermee leren leven’, enzovoort.
De laatste jaren geniet de alvleesklier meer bekendheid. Dit blijkt onder meer uit de feiten dat:
- veel bekende personen in het nieuws komen doordat zij een aandoening van de alvleesklier hebben; vaak alvleesklierkanker dat, naar het schijnt, meer voorkomt;
- er vanaf medio 2007 meer dan gewone belangstelling bestaat voor het artikel over de alvleesklier uit De Natuur Uw Arts nr. 189, mei / juni 2007.
Aan de hand van de tabel van Reckeweg wordt het verloop van ziekteprocessen verklaard van aanvankelijk functionele klachten tot en met organische afwijkingen in diverse gradaties. Natuurgeneeskundige behandelingen moeten gericht zijn op het afleggen van de weg terug; dus naar herstel met professionele ondersteuning, maar op eigen (afweer)kracht. Van de twee functies van de alvleesklier met betrekking tot spijsvertering en bloedsuiker (insuline) gaat het in de lezing in het bijzonder over de spijsvertering.
De spijsvertering maakt deel uit van de stofwisseling. Het betreft de verwerking van voedsel tot de opname ervan in het bloed en de uitscheiding van restproducten (ontlasting). De stofwisseling gaat daarna door tot de verbranding in de cellen en de afscheiding van restproducten via urine, huid en longen.
De spijsvertering begint door speekselvloed, opgewekt door het zien van eten en het denken eraan. Vervolgens komen de bij de spijsvertering betrokken organen aan bod. De mond – bestemd voor het vermalen en verteren van koolhydraten (brood, enz.) – krijgt nauwelijks een kans wanneer de mond wordt volgepropt en al evenmin wanneer er tegelijkertijd gepraat of gedronken wordt. ‘Eten en praten gaan niet samen; praten en breien wel’. De slokdarm is de transportweg naar de maag. De maag is het enige orgaan dat, als het goed is, een zure vertering heeft. Terwijl maagzuur wordt aangemaakt, produceert de maag een tegenhanger, te weten basen, die via de bloedbaan naar de alvleesklier gaan. Wordt er weinig maagzuur gemaakt, dan vormen zich automatisch ook te weinig basen. Beide tekorten geven onder meer een verstoring van de spijsvertering. Hoewel een tekort aan maagzuur in de praktijk vaker voorkomt dan een teveel, zijn maagzuurremmers een veel gebruikt middel. De maag maakt dan nóg minder maagzuur en men komt van de regen in de drup. Er is sprake van een symptomatische in plaats van een oorzakelijke oplossing (zie ook DNUA 219, mei / juni 2012). Een en ander is te verklaren doordat de maag bij te veel en ook te weinig maagzuur het verschijnsel van zuurbranden laat zien. Bij te veel maagzuur is dat echter bij een lege maag en bij te weinig maagzuur treedt het zuurbranden enige tijd na het eten op, door de zuur geworden voedselbrij. In ieder geval komt er in het laatste geval vrijwel altijd voedsel mee.
Na de maag komt de 12-vingerige darm met een uitmonding van de alvleesklier ten behoeve van de spijsverteringssappen. Direct naast deze uitmonding komt ook de afvoerbuis van de galblaas de 12-vingerige darm binnen. Bij galstenen kan dit problemen opleveren doordat de uitgang van de alvleesklier kan worden dichtgedrukt; dit is een ernstige toestand die onmiddellijk ingrijpen vereist. In de dunne darm, die dan volgt, gaat de spijsvertering verder, waarna in de dikke darm de voedselresten worden ingedikt tot ontlasting.
Aandoeningen van de alvleesklier kunnen vooral de volgende verschijnselen geven:
- ernstige pijn in de bovenbuik;
- een opgeblazen gevoel in de buik;
- vol gevoel in de maag en overmatig boeren;
- gebrek aan eetlust en misselijkheid;
- resten van de voeding in de ontlasting door onvolledige vertering;
- stinkende winden en ontlasting.
Een bijkomend verschijnsel van een ontoereikende functie van maag en alvleesklier is verzuring van het lichaam. Door een tekort aan basen ontstaat er een relatief overschot aan zuren doordat deze laatste niet voldoende worden geneutraliseerd. Omdat het bloed beslist niet te zuur mag worden, worden zuren afgeschoven in het bindweefsel en, wanneer dit ‘verzadigd’ is, in spieren en botten. De gevolgen daarvan zijn sterk op reuma en fybromyalgie lijkende klachten en uiteindelijk ook botontkalking (osteoporose). In de allerlaatste fase van verzuring worden zuren ingewisseld tegen kalium dat zich in de cellen bevindt. Verzuring van de cellen kan uiteindelijk een ontaarding doen ontstaan, waardoor kanker zich kan ontwikkelen.
De ernst van de verzuring waarbij zelfs cellen betrokken zijn, kan worden vastgesteld door de pH-waarde van de ochtendurine te meten. Dat is mogelijk het geval bij een pH-waarde van 7 tot 8,5. Dat de urine, ondanks de ernstige verzuring, basisch is, komt door de kalium vanuit de cellen die de urine basisch maakt.
Verzuring kan worden voorkomen door basische voeding als groente en niet al te zoet fruit en het verder beperken van suiker, koolhydraten en eiwitten. Onder de laatste groep vallen zoetigheid in alle mogelijke vormen als brood, pasta’s en pizza’s, vlees, gevogelte, vis, melk en melkproducten. Naast deze maatregelen ter voorkoming van verzuring, maar zeker ook ten behoeve van de alvleesklier, is het van belang het gebruik van alcohol en vet te beperken. Verder is een basische lichaamsverzorging belangrijk. Dit kan heel eenvoudig met groene zeep (de ouderwetse), Sunlightzeep en kaliumaluin als bijvoorbeeld deodorant. Tot slot zijn er ook basische voedingssupplementen verkrijgbaar die als ondersteuning kunnen dienen.
Bert Kloosterman
Telefoon 0543 565253
info@gezondbeterworden.nl