De brandnetel
Uit: Nr. 254, ma/apr 2018
De Brandnetel, wie kent hem niet; iedereen heeft wel te maken gehad met zijn mierenzuur bij aanraking. Hij staat niet voor niets ook bekend als de gemene netel. En dat terwijl hij zo geneeskrachtig is, ondanks – of liever gezegd mede dankzij – zijn netelige karakter. Er bestaan twee soorten: de kleine brandnetel (Utica urens) en de grote brandnetel (Utica dioica). Utica is een verbastering van het Latijnse woord Urtica wat branden betekent en daar is veel mee gezegd.
De grote brandnetel (zie afbeelding) is meerjarig, heeft een grote kruipende wortelstok en is vrijwel onuitroeibaar. Hij is tweehuizig (er is verschil tussen mannelijke en vrouwelijke bloemen); de brandharen zitten vooral op de bladeren. De plant bloeit al in juni, tot ver in de herfst.
De kleine brandnetel is eenjarig, heeft een oppervlakkige wortelstok, is eenhuizig (geen verschil tussen mannelijke en vrouwelijke bloemen); de brandharen zitten overal. Deze soort is een stuk kleiner en bloeit pas in augustus.
De plant bevat enorm veel mineralen (kalium, calcium, silicium, ijzer) en vitaminen (A, B2, C, D en K), vooral in het voorjaar. Hij vult onze tekorten aan na de winter, wat we wel kunnen gebruiken bij de welbekende voorjaarsmoeheid. Hij bevat veel calcium, wat hem geschikt maakt tegen botontkalking en bij brokkelnagels. Tevens bevat hij veel ijzer, wat weer goed is bij bloedarmoede.
Doordat hij niet alleen de grond maar ook de mens ontzuurt, maakt dit hem zeer geschikt bij allerlei aandoeningen die met verzuring te maken hebben, zoals o.a. reuma, jicht en andere gewrichtsaandoeningen.
Verder bevat hij looistoffen, foliumzuur, choline (vitamine B4; goed voor het centraal zenuwstelsel), slijmstoffen, etherische olie en in de brandharen o.a. histamine, mierenzuur en azijnzuur.
Hij reinigt het lichaam en is dus goed inzetbaar bij eczeem (nat en droog), psoriasis, (jeugd)puistjes en allergie, eigenlijk bij alle klachten die gepaard gaan met roodheid en jeuk (ook insectenbeten).
Mannen boven de 40 wordt aangeraden – ter preventie van prostaatproblemen – een maand per jaar de wortel van de grote brandnetel te gebruiken. Vrouwen boven de 40 wordt aangeraden om een maand per jaar dezelfde wortel te gebruiken, tegen de verzuring van het lichaam, waardoor de overgang minder heftig kan zijn (tinctuur of thee).
Brandnetels komen veel voor in gebieden die overbemest zijn (teveel stikstof). Verder zijn ze ook terug te vinden bij vuilstortplaatsen of bij sterk vervuilde grond. Brandnetels reinigen de grond, dus je moet goed oppassen waar je ze plukt.
Oogsten
De meest optimale periode om hem te oogsten is in het voorjaar; dan bevatten de toppen de meeste inhoudsstoffen. Pak de top vast (eventueel met twee grotere bladeren) en pluk hem door hem omhoog te trekken; doe dat zonder aarzelen, dan heb je geen last van het branden.
De plant komt vanzelf weer op als je hem maait. Die nieuw uitgelopen toppen kun je wel gebruiken, maar ze zijn niet meer zo geneeskrachtig; ze zijn dan wel lekker voor in de soep of stamppot. De wortel kan zowel in het vroege voorjaar (voordat hij uitloopt) als in het najaar geoogst worden.
Je kan van zowel de wortel als het blad tinctuur maken; verder kun je het blad gebruiken voor thee (droog of vers) of in zalf verwerken.
De planten die vlakbij de brandnetel groeien – zoals o.a. hondsdraf, smeerwortel, weegbree en veldzuring – kunnen je helpen bij het branderige gevoel dat je krijgt als je hem hebt aangeraakt. De bladeren even kneuzen en dan over de pijnlijke plek heen wrijven.
Gebruik
De plant is overal van oudsher bekend. Hij werd al in de klassieke kruidengeneeskunde op waarde geschat. Ruim 300 jaar v.Chr. werd het eten van bladeren al aanbevolen bij bepaalde kwalen, ongemakken, verrekkingen en hondenbeten. Verder werd hij voorgeschreven bij o.a. een moeilijke stoelgang, uitblijvende menstruatie, zwellingen aan de huid, de beet van dolle honden en bij kankerachtige zweren. Hij werd ook algemeen gebruikt bij verkoudheid en gezwellen. De wortels werden ingezet bij jicht en andere gewrichtsaandoeningen.
Reumapatiënten rolden in de brandnetels; de huid wordt dan rood en beter doorbloed, waardoor de afvalstoffen makkelijker weg kunnen en de pijnlijke ontsteking vermindert.
Van het brandnetelzaad werd een middel gemaakt tegen vergiftiging door dollekervel en bilzekruid, schimmels en kwikzilver.
De plant was ook voor velen een heilige plant. Hij werd gegeten om het hele jaar gezond te blijven.
De Noormannen en de Germanen gebruikten hem als voeding en voor zijn geneeskracht. De Romeinse soldaten wreven hun lichaam in, als ze het – in de door hen veroverde noordelijke streken – koud hadden; de in de brandnetels aanwezige inhoudsstof histamine zet de bloedvaten open, waardoor men warmer wordt.
Afgezien van de geneeskrachtige werking en het culinair gebruik werden de brandnetelvezels tot in de 19e eeuw gebruikt voor textiel, het zogenaamde neteldoek, vergelijkbaar met linnen of hennep; in Nederland gebeurde dat vooral in Friesland.
Door zijn lange historie zijn er ook veel oude gebruiken bekend. Hij was antidemonisch en werd opgehangen aan stallen en huizen om het kwaad te weren; ook werd hij onder het bed van een zieke gelegd. De urine van een zieke werd over de plant heen gegooid; bleef hij fris dan zou de zieke overleven, zo niet dan ging de zieke dood. Op min of meer dezelfde manier kon de maagdelijkheid van een vrouw bepaald worden. Een zeer pijnlijk gebruik was bij baarmoederverzakking. Hierbij werd de schaamstreek ingesmeerd met brandnetel; door de zwelling was de verzakking niet meer zichtbaar, en dus genezen.
Zo zijn er legio verhalen.
Ik hoop van harte dat, na het lezen van dit stuk, u anders zult gaan kijken naar deze prikkelbare plant en zijn kracht zult gaan zien.
Marjan Hofstra, kruidenvrouw
kruidenkracht@hotmail.com