Jodiumtekort, de nare gevolgen

Uit: Nr. 263, sep/okt 2019

Over het toenemende jodiumtekort en de nare gevolgen daarvan valt veel te zeggen. Wim Zeegers gaat diepgaand in op dit onderwerp in een serie van drie artikelen.
In deze editie van De Natuur Uw Arts deel 1, waarin de geschiedenis van zout- en jodiumgebruik wordt belicht.

Is er een probleem? De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) vindt van wel. Een groot probleem en een toenemend probleem zelfs, zoals blijkt uit het in 2007 door de WHO en Unicef uitgebrachte rapport: ‘Iodine deficiency in Europe’, onder­titel: ‘A continuing public health problem’ [1], (Jodiumtekort in Europa / Een voort­durend probleem voor de volksgezondheid). Onderstaand een (door de redactie uit het Engels vertaald) citaat daaruit:

‘… een aanzienlijk grotere zorg zijn de meer subtiele gradaties in geestelijke stoornissen als gevolg van jodiumtekort dat leidt tot slechte schoolresultaten, verminderd verstandelijk vermogen en een verstoorde arbeidsproductiviteit. Binnen gemeenschappen met een jodiumtekort kan het IQ 10 – 15 punten lager zijn, in vergelijking met gemeenschappen zonder jodiumtekort. Het jodiumtekort is de grootste enkelvoudige oorzaak van te voorkomen hersenschade ter wereld.

Het gaat bij jodium niet alleen om de schildklier, zoals veel mensen denken. Conclusie van het rapport: Van de volwassenen heeft meer dan 56% een tekort; dat zijn 435 miljoen mensen. Van de schoolgaande kinderen is dat 59%; dat zijn 60 miljoen kinderen. Onder een tekort wordt verstaan een lagere UI (Urinary Iodine, dat is de jodiumconcentratie in de urine) dan 100 microgram per liter.

Dat kan voor Nederland toch niet waar zijn? Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) publiceerde in 2007 onderzoek, gedaan in Doetinchem in 2006: ‘De mediane jodiumconcentratie in urine van volwassenen uit Doetinchem was 109 microgram per liter (mcg/l). Dit wordt door de WHO geclassificeerd als een populatie met een adequate inneming. Deze bevinding maakt het aannemelijk dat de jodium-inneming voor de algemene Nederlandse bevolking ook adequaat is.’ [2]

Je leest er gauw overheen, maar het woord mediaan behoeft toch enige nadere uitleg. Van Dale: ‘Mediaan is de middelste waarneming van een verzameling getallen, die naar opklimmende grootte gerangschikt is’. Eén gemiddelde dus van de totale onderzoekspopulatie. Een tekort – deficiëntie – wordt tot nu toe gedefinieerd als minder dan 100 microgram per liter, in de urine gemeten. Als de mediaan hierboven ligt, wat in Doetinchem met 109 het geval was, dan zeggen ‘we’ – dan accepteren ‘we’ – dat minder dan 20% van de bevolking een mild tekort heeft, dat wil zeggen een niveau onder 100 mcg/l, van 50 tot 99 mcg/l. Een matig tekort wil zeggen 20 tot 49 mcg/l en een ernstig tekort minder dan 20 mcg/l.

In 2010 werd de studie herhaald. En wat bleek? De mediane jodiumconcentratie was gezakt van 109 mcg/l naar 88 mcg/l.
Specifieker: bij mannen van 142 naar 108 mcg/l, bij vrouwen van 97 naar 71 mcg/l. Bij vrouwen tussen de 50 en 70 jaar zelfs van 83 naar 66 mcg/l.

Dat wil dus zeggen dat inmiddels – bij de huidige normen – de gehele (gemiddelde) bevolking een mild tekort heeft en dat minder dan 20% lijdt onder een matig tekort. En dan te bedenken dat volgens de WHO de optimale concentratie zich bevindt tussen 150 en 250 mcg/l.

Ook in Nederland maakten enkele artsen zich zorgen. Dat bleek wel uit een publicatie op 21 oktober 2008 in Medisch Contact, met de titel ‘Het jodiumtekort is terug’ [3]. Reumatoloog Verheesen en internist Schweitzer schreven daarin onder meer: ‘Artsen moeten rekening houden met jodium-deficiëntie bij de differentiaaldiagnose van hypothyreoïdie (te langzaam
werkende schildklier; red.), euthyreoot struma (vertraagde werking; red.) en infertiliteit (onvruchtbaarheid). Ook het chronisch vermoeidheidssyndroom en fibromyalgie kunnen ermee samenhangen.’

(Twee jaar later in 2010, rapport RIVM Doetinchem, bleek de situatie dus nog veel ernstiger te zijn dan Verheesen en Schweitzer in 2008 beschreven).

Medisch Contact’ publiceerde een maand later, op 21 november 2008 een artikel met de titel ‘Genoeg jodium, inname in Nederland is adequaat’, geschreven door de
vicevoorzitter, de voorzitter commissie Microvoedingstoffen en de secretaris van de Gezondheidsraad. Daarin verklaren zij de zorgen van de artsen ongegrond. [4]

Verheesen en Schweitzer reageren op 28 december 2008 in Medisch Contact onder meer als volgt: ‘In onze ogen is het rapport van de Gezondheidsraad onvolledig, onvoldoende realistisch en ontbeert het toekomstvisie. De raad negeert een WHO-richtlijn en gaat uit van onderzoek dat de raad zelf als insufficiënt beschouwt. Onze zorgen zijn daarmee vergroot’. [5]

Van broodzout naar bakkerszout, naar minder zout, naar minder jodium. Sinds 1942 waren bakkers verplicht om 70 tot 85 mg jodide toe te voegen per kilogram zout (natriumchloride). Dat werd broodzout – Jobrozo – genoemd. De minister en de bakkers kwamen in 2008 (Staatscourant 209) in een convenant inzake het gebruik van broodzout onder meer het volgende overeen:

– dat jodium een essentiële bouwsteen is voor de goede ontwikkeling van het zenuwstelsel en de stofwisseling van de mens;

– dat de Nederlandse bevolking 50% van haar jodiumbehoefte haalt uit brood, en dat brood dus een belangrijke bron is voor de jodiumvoorziening van de Nederlandse bevolking;

– dat de Nederlandse overheid het nodig acht dat in verband met veranderende voedingsgewoonten, gejodeerd keukenzout niet alleen aan brood en brood­vervangers wordt toegevoegd, maar ook aan andere productcategorieën, zoals andere bakkerijproducten;

– dat uit onderzoek van TNO blijkt dat voorwaarde hiervoor is dat het toegelaten jodiumgehalte van gejodeerd keukenzout verlaagd wordt naar 50–65 mg jodium per kg zout.’

Het hoger gejodeerde broodzout Jobrozo mocht vanaf 20 juni 2009 niet meer gebruikt worden. Broodzout heet nu dus bakkerszout. Conclusie: de grenzen aan jodium in brood werden teruggebracht van 70 naar 50 mcg (29%) en van 85 naar 65 mcg (24%). Maar bakkerszout mocht nu wel aan andere producten worden toegevoegd. Althans dat is de afspraak. Het is geen wet, dus niet afdwingbaar.

Dat was in 2008. Bovendien werd het zoutgehalte in brood per januari 2013 (Warenwet) teruggebracht van 2,1 naar 1,8%, dat is een verschil van 14%. Dus ook nog eens 14% minder jodium.

Het zoutgehalte wordt naar beneden gebracht omdat verondersteld wordt dat dit bijdraagt aan een vermindering van hart- en vaatziekten. Uit onderzoek blijkt dit vooralsnog niet het geval te zijn [6]. En dan is nog geen rekening gehouden met het feit dat de Gezondheidsraad in 2015 adviseert de broodconsumptie terug te brengen van zes à zeven naar drie sneetjes per dag (‘minstens 90 gram’; dat zijn zo’n drie sneetjes van 35 gram).

Dit betekent dus dat – als mensen het advies opvolgen – de inname van jodium via het brood nog verder verminderd wordt.

Hoeveel uiteindelijk? Volgens brood.net weegt een boterham 35 gram en bevat 0,35 gram zout. Vóór 2008 bevatte een boterham minimaal 70 en maximaal 85 mg jodium/kg zout, ofwel 24,50 mcg resp. 29,75 mcg jodium. Bij zes sneetjes kwam je dan minimaal aan 147 mcg. En dat lag wel heel dicht bij de Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid van 150 mcg. Bij zeven sneetjes met het hoogste jodiumgehalte kwam je op 208,25 mcg. Veel te hoog, volgens de deskundigen. Dáárom werd het advies ook naar beneden bijgesteld. Daarbij werd ervan uitgegaan dat de ADH van 150 mcg absoluut juist was en nog steeds is. Nú bevat een boterham minimaal 50 en maximaal 65 mg jodium/kg zout (50 mcg/g), ofwel 17,50 mcg resp. 22,75 mcg jodium. Zelfs bij het ‘oude’ advies met zeven sneetjes kom je dan op 159,25 mcg, kennelijk nog aanvaardbaar voor de deskundigen. Maar: het advies is nu drie sneetjes per dag.

Inmiddels moeten we dus wel vaststellen dat de jodiuminname door broodconsumptie in een jaar of acht is gedaald van minimaal 147 mcg voor zes sneetjes naar 52,50 mcg voor drie sneetjes… wel een héél grote daling!

Inmiddels moeten we dus vaststellen dat de jodiuminname door broodconsumptie in een jaar of acht is gedaald van minimaal 147 mcg voor zes sneetjes naar 52,50 mcg voor drie sneetjes… wel een héél grote daling!

 

Waaróm werd eigenlijk in 1929 jodium aan het keuken- of tafelzout toegevoegd? Toen onze verre, verre voorouders vanuit hun geboortegrond – de Rift Valley in Oost-Afrika – de wijde wereld introkken, deden ze dat in eerste instantie langs de kusten (‘coast dwellers’). Zo konden ze beschikken over zeedieren en zeeplanten, met relatief veel jodium. Maar ook over landplanten die groeiden op jodiumhoudende grond.

De problemen ontstonden toen mensen het binnenland introkken en zich in de bergen gingen vestigen. In de Alpen waren hele dorpen waar mensen op grote schaal leden aan misvormingen: cretinisme (zichtbaar), struma (zichtbaar) en verstandelijke beperkingen (niet direct zichtbaar).

In Amerika bijvoorbeeld waren gebieden met veel jodium in de bodem, zoals in South Carolina (‘The Iodine State’) maar ook gebieden met nauwelijks of geen jodium. Zeevis en zeeplanten waren niet voorhanden, dus moest alle jodium uit de landplanten komen. En waar niet ís kan niet zíjn. Dat gebied noemden ze de ‘goiter belt’, de ‘strumastrook’. Daar leden zóveel mensen aan struma, dat uiteindelijk onderzoek werd gedaan naar de oorzaak. Dit onderzoek deden dr. David Marine [7] en O. P. Kimball bij adolescenten in Ohio, waar de grond geen of nauwelijks jodium bevatte: 56% van de bevolking leed daar aan struma. Bij meisjes kwam het zes maal zoveel voor als bij jongens (zou dit erop kunnen
wijzen dat vrouwen meer jodium nodig hebben dan mannen?).

Tweeduizend jongeren kregen jodium, en tweeduizend een placebo. Na dertig maanden leed 22% in de placebogroep aan struma en 2% in de jodiumgroep. Het resulteerde in toevoeging van jodium aan tafelzout in 1924. En het wérkte, in díe zin dat het nog wel heel lang duurde, zo’n zes jaar bijvoorbeeld in Detroit, voordat het percentage mensen met struma daalde van 9,7 naar 1,4%. De Morton Salt Company adverteerde met: ‘Gejodeerd zout houdt het gezin struma-vrij!’

Merkwaardig is wel dat autoriteiten het probleem als opgelost beschouwen wanneer de zichtbare effecten van tekorten min of meer zijn verdwenen. Niemand schijnt zich af te vragen hoe het zit met de onzichtbare effecten.

Wim Zeegers

www.stilleslopers.nl/jodium

Noot:
De in de tekst vermelde verwijzingen zijn terug te vinden op de bovengenoemde site.

Deel 1 van 3