Jodiumtekort, deel 2 van 3
Uit: Nr. 264, nov/dec 2019
In deel 1 ( zie nr. 263) werd door Wim Zeegers belicht hoe de jodiuminname door de mens, met name via het brood, is gedaald, met alle gevolgen van dien. In dit tweede deel gaat hij nader in op de inname van jodium.
Bij de beslissing door de Amerikaanse autoriteiten om jodium aan het door iedereen gebruikte tafelzout toe te voegen, kwam de vraag aan de orde: maar hoeveel dan wel? Jodium is een natuurlijk element, niet patenteerbaar, dus niets aan te verdienen. Experimenteel werd de minimale hoeveelheid vastgesteld, waarbij zichtbare struma en cretinisme (= aangeboren hypothyreoïdie, een verminderde schildklierfunctie; red.) werden voorkomen. Die ontstonden door een zeer ernstig jodiumtekort.
Tussen deze minimalistische benadering en een mogelijk optimale voorziening ligt een wereld van verschil. Een voedingsbodem voor onzichtbare chronische ziekten en een goudmijn voor de farmaceutische en medische industrie. Kennis is ‘vergeten’, of wordt ‘onbewezen’ verklaard, zodat ‘behandeld’ kan worden.
Struma zul je mogelijk niet zo veel meer zien. Bij een lichte vorm zie je een dikke keel; grote uitstulpingen komen echter ook voor, niet aangenaam om te zien. Struma is een zwelling van de schildklier. Dat is een op een vlinderstrikje gelijkend orgaan, net onder de adamsappel in de hals. De schildklier, heel eenvoudig samengevat, is een regelaar, een soort thermostaat. Als er onvoldoende jodium in het bloed wordt aangeboden, dan zwelt de klier op. De bedoeling hiervan is dat er meer weefsel beschikbaar komt, waardoor nog zoveel mogelijk jodium aan het bloed kan worden onttrokken. De zwelling kan echter wel tot pijnlijke problemen leiden, zoals druk op de slokdarm, met slikproblemen tot gevolg, of druk op de luchtpijp. In plaats van het jodiumtekort op te heffen, wordt dan de schildklier operatief verwijderd. Dan moet je verder levenslang schildklierhormonen slikken.
Hoogleraar schildklierziekten Robin Peeters (Erasmus MC) zegt in het AD van 11 februari 2016 onder meer het volgende over het onzichtbare effect van een tekort:
‘Nu we een duidelijke trend zien om minder brood te eten, ligt een jodiumtekort op de loer (dat is er al, zie deel 1; WZ). Zelfs subtiele tekorten aan jodium bij de moeder kunnen leiden tot een lager IQ bij het kind. We weten nu dat vooral die eerste maanden in de zwangerschap cruciaal zijn. Als pas jodium wordt genomen na de laatste gemiste menstruatie, is het eigenlijk al te laat. Als je ervoor kiest geen brood te eten, maar je hebt wel een kinderwens, dan loop je risico op een verstoorde hersenontwikkeling bij je kind. Neem dan een supplement dat jodium bevat; dat is gewoon te koop bij de drogist.’
De professor zegt in het interview geen voedseldeskundige te zijn. Dat is jammer genoeg, want als hij dat wél zou zijn, dan had het méér-brood-eten-advies er mogelijk heel anders uitgezien. Ook het suppletie-advies blijft in de lucht hangen. Want hoe moet de burger nu weten welk supplement in welke dosering hij of zij moet nemen? En bij dit alles wordt ook nog eens uitgegaan van een minimum, om ernstige problemen te voorkomen.
In 1929 werd in Nederland jodium aan tafelzout (Jozo) toegevoegd, geproduceerd door de ‘Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie’ (KNZ). Maar wat gebeurde er in 1942? Toen werd jodium aan broodzout toegevoegd, op last van de bezetter. Die had in het Derde Rijk de problematiek onderkend, dat moet je ze nageven.
Struma kwam toen ook in Nederland vrij veel voor. Ook na de oorlog zag je nog mensen met struma.
De evolutie
De Italiaanse wetenschapper Sebastiano Venturi, PhD heeft fascinerend onderzoek gedaan naar het evolutieproces en de betekenis van onder meer jodium [8].
Citaat: ‘In dit overzichtsartikel wordt de betekenis van organische en anorganische vormen van jodium voor de evolutie van plant en dier beschouwd. Jodium is één van de elektronenrijke atomen in de voeding van zowel zee- als landdieren. Het komt in de cellen via jodidetransporters. Jodide – dat werkzaam is als een primitieve elektronendonor via peroxidase-enzymen – heeft een oeroude antioxidantfunctie in alle jodide-concentrerende cellen, van primitieve zeewieren tot de meer recente gewervelde dieren op het vasteland. Op een vergelijkbare wijze bezitten thyroxine en jodothyroninen antioxidant-activiteit via de dejodase-enzymen. Ongeveer vijfhonderd tot zeshonderd miljoen jaar geleden – parallel aan de evolutie van het primitieve brein in zeedieren – kwamen schildkliercellen voort uit de primitieve darm van gewervelde dieren. Deze cellen verplaatsten zich en specialiseerden zich in de opname en opslag van jodiumverbindingen in een nieuwe blaasjes-schildklier-structuur, een aanpassing, die de overgang van de jodiumrijke oceaan naar het jodiumarme vasteland mogelijk maakte.
Wetenschappelijk onderzoek naar de evolutionaire betekenis van jodium heeft geleid tot de behoefte aan kennis over de rol van jodium naast die in schildklierhormonen. De activiteiten van jodium lijken veel gecompliceerder en hopelijk hebben wij een aantal ervan kunnen verduidelijken: de rol als antioxidant en apoptose-inductor en de mogelijke antitumor en anti-atherosclerotische werkingen. We moeten benadrukken dat de buiten de schildklier bestaande activiteiten van jodium een belangrijk nieuw terrein van onderzoek zouden kunnen zijn. Studies van de moleculaire evolutie van dit spoorelement leveren de basis voor verder onderzoek naar veel ziekten.’
Jodium is de oudste en sterkste antioxidant. Het speelt een belangrijke rol bij apoptose; dat betekent geprogrammeerde celdood. Cellen hebben een verschillende levensduur en aan het eind daarvan sterven ze af en worden vervangen door nieuwe. Als er geen apoptose plaatsvindt, gaan de cellen woekeren, en dat is natuurlijk het laatste wat we willen.
De moderne tijd
Sinds mensenheugenis eten traditionele Japanners zeeplanten. Dat zijn onder meer bruine alg (kelp), rode alg (nori) en groene alg (chlorella), alles beter bekend als zeewier [9]. In deze planten zitten, naast vele andere nutriënten, wisselende maar soms hoge doses jodium, variërend van 0,8 tot 4,5 milligram per gram.
In 1967 bleek uit een studie [10] dat Japanners – toen – gemiddeld 4,6 gram zeewier per dag aten, met een gemiddelde concentratie van 3 mg jodium per gram. De uitkomst hiervan (3 x 4,6 = 13,8 mg) is een eigen leven gaan leiden, in die zin dat het door de ‘jodiumdokters’ (zie deel 3) als referentiewaarde wordt gebruikt om aan te tonen dat wij onze inname maar beter aan deze norm kunnen aanpassen. Waarom? Omdat Japanners gemiddeld zes jaar langer leven dan Amerikanen, omdat borstkanker en kanker aan eierstokken in Japan veel minder voorkomen dan in Amerika (daar het hoogst, in Japan het laagst), dat de kindersterfte in Japan minder dan de helft is van die in de VS, dat prostaatkanker wel voorkomt maar veel minder en tot de ‘plaats delict’ beperkt blijft, dus niet uitzaait, enzovoort? [11]
Er is bij die 13,8 mg tweemaal uitgegaan van een gemiddelde, zowel wat hoeveelheid als wat concentratie betreft. Tussen haakjes: 13,8 mg is gelijk aan 13.800 microgram. Onder de toen meer dan 100 miljoen Japanners waren dus tientallen miljoenen mensen die meer dan 13.800 mcg jodium per dag consumeerden, volgens dat onderzoek in 1967.
Mensen die aan de kust wonen bij Hokkaido kwamen volgens onderzoekers wel aan 200.000 mcg per dag. Of dat al of niet schadelijk was, is nooit duidelijk geworden.
Maar ook Japan is niet ontkomen aan de invloed van de Amerikaanse leefstijl. Met name door de invloed van de voedselproductieketens. Dat bleek nog eens te meer, toen er een patatcrisis uitbrak. Dat kwam door een gebrek aan aardappels, vanwege een havenstaking aan de Amerikaanse westkust.
Japanse wetenschappers, Katagiri et al [12], kwamen in 2015 tot de conclusie dat het heel moeilijk is geworden de huidige ge-middelde inname van jodium door de Japanse bevolking te bepalen (generatieverschillen, regionale verschillen). Ze komen toch tot de conclusie dat de gemiddelde inname varieert van 1000 tot 3000 microgram (1-3 milligram). De Japanse overheid heeft de veilige bovenlimiet gesteld op 3000 microgram. De Amerikaanse overheid stelt deze limiet op 1100 microgram… [13].
De gemiddelde Japanse jodium-inname ligt inmiddels altijd nog tien tot dertig keer hoger dan de Nederlandse. De ADH (Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid) is bij ons nog steeds 150 microgram…
Wim Zeegers
Noot: De in de tekst vermelde verwijzingen zijn terug te vinden op de bovengenoemde site.